Vier verschillende compagnieën, twee uit Amsterdam en twee uit Zeeland, rustten in totaal 20 schepen uit voor de vaart op Azië. De onderlinge concurrentie tussen al deze zogenaamde 'voorcompagnieën' deed de handel geen goed. Op initiatief van landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619) kwamen de kooplieden tot samenwerking en werd besloten tot het oprichten van één gezamenlijke compagnie.
Toelichting